Jaarverslag 2019

Jaarrekening 2019

Balanswaardering en grondslagen waardering

Algemeen
De jaarrekening is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van het "Besluit Begroting en
Verantwoording provincies en gemeenten" (BBV) en de hieronder genoemde gemeentelijke
verordeningen.

De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen voor zover zij op balansdatum zijn gerealiseerd. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar, worden in acht genomen indien zij voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.

Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering geldt dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling, die doorgaans is opgenomen in de september circulaire van het boekjaar.

Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben.

Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen.

Grondslagen van waardering en resultaatbepaling
Hieronder zijn de uitgangspunten geformuleerd, die zijn gehanteerd voor de balanswaardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat.
Naast de bepalingen van het BBV liggen aan de waardering vijf beleidsnota's ten grondslag:

  • de "Financiële beheersverordening Nieuwegein 2015" (raadsbesluit 2015-199)
  • Nota "Investerings- en afschrijvingsbeleid 2015" (raadsbesluit 2014-409)
  • Nota "Beleid reserves en voorzieningen 2016-2020" (raadsbesluit 2016-064)
  • de "Hoofdlijnennotitie resultaatbestemming" (raadsbesluit 2008-353)
  • Nota "Grondbeleid 2015-2019" (raadsbesluit 2015-453)
  • Nota Grondbeleid 2020-2024 (raadsbesluit 2019-379)”

De afschrijvingstermijnen (conform Najaarsnota 2019, raadsbesluit 2019-333) worden in tabelvorm aan het einde van deze paragraaf weergegeven.

Waardering activa

Algemeen
Op grond van de nota "Investerings- en afschrijvingsbeleid" worden investeringen boven de
€ 25.000 geactiveerd. In het BBV is bepaald, dat uitsluitend wordt afgeschreven op investeringen die daadwerkelijk in gebruik zijn genomen. Deze handelwijze wordt in deze jaarrekening toegepast. De rente wordt berekend over het werkelijk geïnvesteerde bedrag.

Immateriële vaste activa

Algemeen
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs en vervolgens verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag (art. 61 lid2 BBV). Hierbij wordt de verkregen bijdrage als bate verantwoord.

Voorbereidingsinvesteringen worden geactiveerd indien er aan de volgende vereisten is voldaan:

  • er moet een voornemen bestaan om het actief te gebruiken of te verkopen
  • de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien moet vaststaan
  • het actief moet in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereren en
  • de uitgaven die aan het actief toe te rekenen zijn, moeten betrouwbaar kunnen worden vastgesteld
  •  

Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
Afsluitkosten van opgenomen geldleningen worden afgeschreven gedurende de restant looptijd van de betrokken geldlening.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan:

  • Er is sprake van een investering door een derde
  • De investering draagt bij aan de publieke taak
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren zoals is overeengekomen
  • De bijdrage kan door de gemeente worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Materiële vaste activa
Waardering
Alle materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Afschrijvingen en rente
De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur of technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen.

De afschrijving wordt berekend op grond van de nota Investerings- en afschrijvingsbeleid.
In principe wordt op alle investeringen lineair afgeschreven. Op deze regel is een uitzondering
gemaakt voor de investeringen betreffende de parkeergarages. Die worden annuïtair
afgeschreven.

Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

In het kader van het BBV is bepaald dat de afschrijving begint op het moment dat de investering in gebruik wordt genomen.

Bij het opstellen van iedere begroting wordt het rentepercentage voor de berekening van de rentelasten van de investeringen vastgesteld. Dit rentepercentage wordt berekend, zoals voorgeschreven in de BBV en volgt - in het algemeen - de rente op de kapitaalmarkt. Voor 2019 is dit rentepercentage vastgesteld op 2,0%

Duurzame waardevermindering van vaste activa
Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Maatschappelijk/economisch nut.
Ten aanzien van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut geldt tot aan investeringsdatum 31 december 2016 dat eventuele bijdragen uit de reserves in mindering zijn gebracht op deze investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. In het BBV is bepaald, dat uitgaven voor investeringen na 1 januari 2017 met maatschappelijk nut worden geactiveerd.

Ten aanzien van investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven geldt dat vanuit de spaarcomponent van door heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering zijn gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

Financiële vaste activa
De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten), de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd op historische kostprijs of lagere marktwaarde. De lagere marktwaarde wordt tot uitdrukking gebracht middels een voorziening. Bij waardeherstel wordt de boekwaarde van de deelneming weer verhoogd ten laste van de voorziening tot maximaal de historische kostprijs.

Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als bate genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar wordt gesteld.

Grondbedrijf
Verslaggeving grondexploitaties

  • In de "Financiële beheersverordening Nieuwegein 2015", heeft de raad de kaders voor de financiële organisatie, het financiële beheer en het financiële beleid vastgesteld. Op grond van deze verordening dient het college van burgemeester en wethouders tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) Nota "Grondbeleid" aan de raad ter vaststelling aan te bieden. In 2019 is deze nota door de raad vastgesteld.
  • In artikel 25 van de "Financiële beheersverordening Nieuwegein" is de systematiek van de verslaglegging van de grondexploitaties vermeld.
  • In geval van verliesgevende complexen wordt vooraf (via de exploitatie) een voorziening gevormd, die in mindering op de boekwaarde van het onderhanden werk wordt gebracht.
  • In geval van winstgevende complexen wordt resultaat genomen volgens de percentage of completion methode vanwege gewijzigde regels van de commissie BBV en niet pas vanaf het moment dat 50% van de verwachte opbrengst uit grondverkopen is gerealiseerd zoals vermeld in de Nota Grondbeleid.
  • Op winstgevende complexen wordt rente op de boekwaarde bijgeschreven. Op verliesgevende complexen wordt geen rente bijgeschreven. In dat geval wordt de rente rechtstreeks ten laste van het resultaat grondbedrijf gebracht.

Onderhanden werk
De door het Grondbedrijf in exploitatie genomen gronden zijn op de balans opgenomen op de
post "Voorraden". Deze post geeft het saldo weer van de werkelijk gemaakte kosten en
ontvangen opbrengsten van een bepaald complex. De boekwaarde (het saldo van deze post) kan
zowel positief als negatief zijn. Bij een negatieve boekwaarde worden renteopbrengsten
gerealiseerd, terwijl bij een positieve boekwaarde er sprake is van rentekosten. Wanneer er sprake
is van een negatieve boekwaarde, ontvangt het Grondbedrijf geen rente opbrengst vanuit de algemene dienst. Vanuit het voorzichtigheidsbeginsel is de rente in het Klooster daarom op 0% gezet om geen onrealistisch beeld van het grondexploitatie resultaat te laten zien. Bij de overige complexen is sprake van rentekosten of renteopbrengsten die verwaarloosbaar klein zijn.

Resultaat Grondbedrijf
Het jaarresultaat van het Grondbedrijf wordt niet bepaald door de jaarlijkse uitgaven en
inkomsten in de grondexploitaties, maar door de volgende onderdelen:

  • het resultaat beheer
  • rente over boekwaarde van verlieslatende complexen die conform het BBV ten laste van het resultaat van het Grondbedrijf komt
  • het naar beneden of boven bijstellen van reeds getroffen voorzieningen voor verlieslatende plannen op basis van de jaarlijkse actualisatie van de prognose van het resultaat van de lopende grondexploitaties
  • het treffen van een voorziening voor een nieuw in exploitatie te nemen plan met een verliesgevend karakter
  • resultaatneming op een winstgevende grondexploitatie (afhankelijk van de mate van realisatie van de verkoopopbrengsten)

Het resultaat beheer behelst het saldo van kosten en opbrengsten van het dagelijks beheer van de complexen. Onder de kosten zijn begrepen belastingen, onderhoud, assurantiën, algemene kosten en betaalde rente kapitaalverstrekking. Tot de opbrengsten behoren huren, pachten, rente bij verkoop en opties tot verkoop.

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar
De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan een jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald op basis van geschatte inningskansen.

Onzekerheid baten eigen bijdragen

Een aanvrager van een voorziening, zoals hulp in de huishouding, ondersteuning of een financiële tegemoetkoming (persoonsgebonden budget) is op grond van de Wmo een eigen bijdrage verschuldigd. Het CAK verstrekt aan de gemeenten een totaaloverzicht van de geïncasseerde eigen bijdragen waarna maandelijks afstorting aan de gemeenten plaats vindt.
Gemeenten kunnen op deze overzichten van het CAK wel de aantallen personen en omvang van de zorgverlening in totaal beoordelen met de eigen Wmo-administratie. Probleempunt is dat gemeenten niet beschikken over de inkomensgegevens van de personen om de eigen bijdrage op persoonsniveau te kunnen berekenen. Hierdoor is het voor gemeenten niet mogelijk de juistheid op persoonsniveau en volledigheid van de eigen bijdragen als geheel te kunnen vaststellen.
Door de systematiek te kiezen van het vaststellen van de eigen bijdragen door het CAK, heeft de wetgever in feite bepaald, dat de verantwoordelijkheid voor de juistheid en volledigheid van de eigen bijdragen geen gemeentelijke verantwoordelijkheid is en derhalve niet valt onder de reikwijdte van de rechtmatigheidscontrole door de accountant van de gemeente. Dat betekent dat door de gemeenten geen zekerheden over omvang en hoogte van de eigen bijdragen kan worden verkregen als gevolg van het niet kunnen vaststellen van de juistheid op persoonsniveau, zoals hiervoor is toegelicht. De gemeente zal deze onzekerheid in de jaarstukken moeten noemen (bij deze), ook al ligt de oorzaak niet bij de gemeente.

Liquide middelen
De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa
De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Eigen Vermogen

Reserves
De vorming van reserves is gebaseerd op artikel 43 van het BBV. Er zijn twee soorten reserves:
• de algemene reserve
• de bestemmingsreserves

Voor het instellen van een bestemmingsreserve worden de volgende criteria
gehanteerd:

  •  voor een concreet, door de raad vast te stellen doel;
  •  het instellen van een reserve vindt plaats bij raadsbesluit;
  •  in het raadsbesluit zal, voor zover van toepassing, aangegeven moeten worden:
    • Het doel waarvoor de reserve wordt gevormd;
    • De gewenste of noodzakelijke, minimale en/of maximale omvang;
    •  De omvang en de wijze van stortingen en onttrekkingen (structureel of

incidenteel), inclusief onderbouwing daarvan, bijvoorbeeld op basis van
meerjarenplanning;

    • De looptijd van de reserve
  • bij het vormen van een reserve wordt een ondergrens van € 100.000 gehanteerd.
    • voor alle reserves wordt een portefeuillehouder aangewezen.

    Op de balans wordt het saldo van rekening baten en lasten apart van de reserves onder het eigen
    vermogen tot uitdrukking gebracht. De feitelijke bestemming van het jaarresultaat vindt pas
    plaats, nadat de raad heeft beslist over een voorstel tot bestemming ervan.

    Vreemd Vermogen

    Voorzieningen
    Voorzieningen worden gevormd wegens:

    • op de balansdatum verwachte uitgaven (verplichtingen, verliezen) waarvan de omvang onzeker maar redelijkerwijs is te schatten
    • spreiding van kosten van grote uitgaven over meerdere jaren
    • de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven
    • tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen

    voor uitkeringen met een specifiek bestedingsdoel die dienen ter dekking van lasten van
    volgende begrotingsjaren (BBV artikel 49, onderdeel b). Deze gelden komen als transitorische  
    balanspost "vooruit ontvangen middelen" op de balans te staan.

    • Voor alle voorzieningen wordt een portefeuillehouder aangewezen.

    Elke voorziening moet de omvang hebben van de desbetreffende verplichting of het
    geschatte risico. Indien er een kans is dat een risico zich zal voordoen en de omvang
    van het risico niet goed is in te schatten, dan kan er geen voorziening worden
    getroffen. Is de kans wel in te schatten en is deze groter dan 90% dan dient hiervoor
    een voorziening te worden gevormd. Indien er geen voorziening wordt gevormd dan
    moet het risico worden meegenomen in de paragraaf weerstandsvermogen en
    risicobeheersing (W&R) bij de meerjarenbegroting en jaarstukken.

    Overlopende passiva
    Van derden verkregen middelen
    De van derden verkregen middelen, die specifiek moeten worden besteed worden op de balans verantwoord als "Overlopende passiva".

    Vennootschapsbelasting.
    De schatting van te betalen vennootschapsbelasting is gedaan op basis van de SVLO-richtlijnen; de richtlijnen die het Samenwerkingsverband Lokale Overheden en fiscus gepubliceerd heeft.

     Tabel afschrijvingstermijnen (conform najaarsnota 2019)

    Onderstaand wordt voor elke soort investeringen (zoals genoemd in het BBV) per onderwerp de afschrijvingstermijn aangegeven die daarvoor binnen de gemeente Nieuwegein wordt gehanteerd.   

    Termijn /Jaar

    Gronden en terreinen: 

    Geen afschrijving

    Geen

    Woonruimten en bedrijfsgebouwen:

    Noodlokalen onderwijs

    8

    Bouwkundige aanpassingen, verbouwingen

    20

    Nieuwbouw gebouwen

    40

    Nieuwbouw gebouwen (theater)

    50

    Grond-, weg- en waterbouwkundige werken:

    Reconstructie rioleringen, bergbezinkbassins

    40

    Reconstructie rioleringen, (afhankelijk van locatie)

    50

    Reconstructie drainage

    25

    Overige reconstructies rioleringen

    20

    Bruggen

    40

    Houten bruggen en vlonders

    25

    Wegen

    20

    Wegen

    40

    Wegen (30% maatregelen)

    10

    Betondekken

    20

    Vervoermiddelen:

    Fietsen

    5

    Voertuigen

    10

    Voertuigen brandweer (met uitzondering van tankautospuiten)

    10

    Tankautospuiten

    12

    Hulpverleningswagens

    15

    Hoogwerker

    10

    Machines, apparaten en installaties:

    Telecommunicatieapparatuur

    5

    Maai- en veegmachines

    6

    Sneeuwploegen, rijdende wegafzettingen, geluids- en opnameapparatuur

    8

    Apparatuur, bekabeling, installatie parkeerregulering

    10

    Luchtbehandeling en klimaatinstallaties, heftrucks

    15

    Verkeersregelinstallaties

    20

    Overige installaties

    15

    Materiaal boomonderhoud (o.a.versnipperaar')

    10

    luchtbevochtigers en overige nieuwe installaties (nieuwe techniek)

    10

    Overige materiële vaste activa:

    Hardware automatisering

    5

    Software (anders dan specifieke applicaties)

    4

    Software: specifieke applicaties, diverse materialen, kleding en uitrusting

    5

    Inventaris, meubilair

    10

    Reconstructie sportvelden, kunstgrasvelden, sportinventaris, eerste inrichting onderwijs/onderwijsleerpakket

    15

    onderlaag kunstgrasvelden

    40

    toplaag kunstgrasvelden

    10

    Vervanging sportvloeren, cocons afvalinzameling hoogbouw, beheerssystemen rioolgemalen

    25

    Aanleg en uitbreiding sportparken

    50

    Inventaris, meubilair

    15

    Bebording

    15

    Beschoeiing

    25

    Zonnepanelen

    25

    Kunstwerken zonder cultuurhistorische waarde

    25

    Immateriële vaste activa: 

    maximaal 5 jaar

    max. 5

    Bij aanpassingen en verbouwingen moet er rekening mee worden gehouden dat de afschrijvingstermijn niet langer is dan de resterende afschrijvingstermijn van het betreffende gebouw